Zwartkijken

tekst: Hans Knot

Recentelijk stelde ik iemand de vraag de betekenis van ‘zwartkijken’ te geven, waarbij als eerste antwoord ‘iemand die het somber heeft; die geen goede toekomst denkt te hebben’. Een doemdenker dus ofwel hypochonder of een persoon die negatief in het leven staat. Het was echter een andere vorm van ‘zwartkijken’ waarnaar ik viste. Tot aan de afschaffing op 1 januari 2000 van de verplichting tot het betalen van de kijk- en luisterbijdrage voor radio en televisie in Nederland had het woord betekenis als een persoon in bezit van een televisietoestel daar niet de jaarlijkse bijdrage voor betaalde.

Heden ten dage worden de publieke omroepen gefinancierd uit de opbrengsten van de STER op radio en televisie en uit de belastingopbrengsten. Dus feitelijk betalen alle belastingplichtigen nog steeds mee aan de financiering van de kosten bij de publieke omroep. Er zijn jaren geweest dat er zeer intensief op zoek werd gegaan naar die zogenaamde zwartkijkers. Er was voor de opsporing van deze zwartkijkers een speciale afdeling opgericht bij de Dienst Omroepbijdragen. Medewerkers van deze afdeling gingen groepsgewijs de straat op om zoveel mogelijk aan te bellen bij mensen die niet geregistreerd stonden als betaler van de verplichte bijdrage.

Zo ook in de maand januari 1969 toen binnen drie weken tijd bijna 300.000 gulden aan opgelegde navorderingen kom worden bijgeteld. Bij de bekendmaking van dit gegeven werd tevens gesteld dat men bij de Dienst verwachtte dat er in totaal ronde de 4000 aangiften van radio- en televisietoestellen zouden worden gedaan. In Arnhem waren in die tijd rond de 35.000 gezinnen woonachtig en een kleine rekensom leverde een percentage van 10% aan zwartkijkers op.

Een percentage dat trouwens in de buurt lag van het landelijke gemiddelde. Het ging niet alleen om mensen die hun toestellen niet hadden geregistreerd maar ook om diegene die dezen wel hadden laten registreren maar vervolgens niet de verplichte kosten hadden afgedragen. Dit kon via girale betaling of via afdracht aan de kas bij de toenmalige postkantoren. Arnhem was de eerste grote gemeente waar destijds deze actie door de toen nieuwe Dienst Omroepbijdragen, werd uitgevoerd. Daarvoor was de naam ‘Dienst Luister- en Kijkgelden’ de benaming geweest.

De groep ambtenaren, die werd ingezet, was afkomstig uit Arnhem maar ook uit andere gemeenten om zo snel en effectief mogelijk te kunnen handelen. Ze beschikten allen, wijkgericht, op een door een computer opgestelde lijst waarop de ‘wetkijkers’ stonden vermeld, inclusief de straat en het bijbehorende huisnummer. Door de lijst te hanteren konden de ambtenaren precies zien bij wie ze niet hoefden aan te bellen.

Toen de cijfers van de actie binnen Arnhem bekend werden gemaakt kwam onder meer naar buiten dat in de drie weken er 2711 nieuwe aangiften waren gedaan aan de ambtenaren terwijl ook nog eens 1090 personen aangifte deden in een van de postkantoren. Ter vergelijking werd gesteld dat in een normale periode van drie weken aldaar niet meer dan 150 aanmeldingen werden gedaan. Tenslotte werd gemeld dat er liefst 1100 processen verbaal waren uitgedeeld, wat ook weer het nodige geld in de staatskas bracht. Trouwens de zwartkijker kwam voor in alle rangen en standen van de Arnhemse bevolking.

Maar er was meer actie en wel in de diverse kranten waarin door de P.T.T. de niet betalers van de bijdrage in advertenties werden opgeroepen toch vooral naar het postkantoor te gaan onder het motto: ‘dan kijkt u veel prettiger’. De zwartkijker zelf had er natuurlijk een andere gedachte over, want het scheelde tot wel 75 gulden in 1970. Totdat de ambtenaar van de Dienst bij de deur kwam want dan kwam er naast die bedrag nog eens 100 gulden bij met een proces-verbaal. Slimme zwartkijkers kregen de kous op de kop wanneer men stelde dat een toestel minder dan drie maanden in huis was, terwijl het er al bijvoorbeeld vijf jaar was. Een tweede proces-verbaal volgde wegens valsheid in geschrifte. In september 1970 werden er door de Dienst andermaal cijfers bekend gemaakt. Het bleek dat in 1969 meer dan 25.000 zwartkijkers waren ontdekt en de cijfers bleven stijgen want in de maanden juli en augustus 1970, toch vakantiemaanden, werden andermaal 5000 zwartkijkers bezocht en bekeurd.

De stad Groningen was in augustus dat jaar aan de beurt en er werd een speciaal kantoor ingericht in een pand aan de Brugstraat alwaar niet alleen regelmatig overleg plaats vond maar de ambtenaren, die de straat op gingen, ook terecht konden voor koffie en een broodje. Ook in Groningen werd gewerkt met de eerder genoemde uitdraaien van een computer en dus kon men gericht de zwartkijker een bezoek brengen, mits deze thuis werd aangetroffen.

Er waren personen bij die niet het totale bedrag van 75,00 gulden hadden betaald maar 24 gulden. Dit betekende officieel dat ze alleen in het bezit waren van een of meerdere radiotoestellen of dat ze niet alleen een radio hadden maar ook een televisietoestel, maar die hadden verzwegen bij de aangifte en dus niet het zogenaamde b-tarief betaalden. Er was trouwens een vreemde afwijking in de regelgeving. Aan de ene kant mocht je divers radiotoestellen in je bezit hebben in huis en geen televisie en dus het A-tarief betalen, maar zodra je de autoradio na een rit mee naar binnen nam in huis betekende dat deze onder het B-tarief viel.

De verwachting was dat er in Groningen ook duizenden gezinnen destijds tegen de lamp liepen, hetgeen mijzelf in 1974 ook overkwam toen er plots een ambtenaar in de avonduren aan de Abeelstraat voor onze huisdeur stond. Dat was dus even goed balen. Trouwens zwartkijkers hadden de mooiste smoezen om toch maar onder het proces-verbaal uit te komen. Zo stelde men toch niet naar de Nederlandse programma’s te kijken, maar alleen een toestel te hebben aangeschaft om naar de Duitse televisie te kunnen kijken, hetgeen mogelijk was in Groningen via de zogenaamde steunzender in Aurich. En inderdaad werd bij ons thuis gedurende een bepaalde periode meer naar de Duitse televisieprogramma’s gekeken, waardoor mede deze taal er beter in kwam bij ons toen jongeren.